Beter om binnensteden te redden dan winkelketens

Het Financieele Dagblad, Kees Verhoeven
Stop de race tussen ambitieuze wethouders die zich laten verleiden door projectontwikkelaars met mooie winkelplannen

Vlak voor Kerst maakten kort achter elkaar winkelgroep Macintosh (Dolcis, Scapino en Manfield), drogisterijketen DA en warenhuis V&D bekend uitstel van betaling te hebben aangevraagd.Inmiddels zijn ze bijna alle failliet. Retaildeskundigen reageerden somber en het kabinet gaf direct aan V&D te willen helpen met een doorstart. In plaats van te focussen op noodlijdende winkelketens moeten overheden zorgen dat de binnensteden aantrekkelijk blijven.

Afgaande op de paniekerige reacties zou je haast denken dat de problemen bij genoemde winkelbedrijven als donderslag bij heldere hemel komen.

Het tegendeel is waar. Moordende concurrentie heeft de retailsector altijd gekenmerkt en middelmaat verliest het al sinds jaar en dag van prijsvechters en hoogwaardig aanbod. Daar komt bij dat binnensteden en hun winkelstraten de afgelopen twintig jaar structureel onder druk zijn geraakt. De oorzaak kent iedereen: wildgroei van grootschalige winkelcentra aan de randen van de stad gecombineerd met de snelle opkomst van online shoppen.

Dat dit lijdt tot de neergang van trotse winkelketens die decennia lang het straatbeeld hebben gedomineerd, is een drama voor de werknemers. Voor hen is een goed sociaal plan op zijn plaats.

Maar voor het winkelpubliek hoeft de overheid V&D en DA niet te redden. Het echte probleem zijn straten vol lege winkelpanden die onze binnensteden uithollen. Rijksoverheid, provincies en gemeenten moeten samen hun schouders zetten onder het bestrijden van leegstand.

Zodat onze binnensteden ook in de 21e eeuw hun sociale en economische waarde behouden.

Het is mooi dat het kabinet vorig jaar een Agenda Stad heeft aangekondigd.

Maar we hebben er sindsdien weinig meer van gehoord. De aanpak is versnipperd over verschillende ministeries. Het wordt hoog tijd dat verantwoordelijk minister Plasterk met iets concreets komt.

Bijvoorbeeld het moderniseren van regelgeving. Zoals de drank- en horecawet.

Waarom moest een eigenaresse van een theewinkeltje in Dordrecht vijf jaar strijden om ook thee te mogen serveren?

Waarom mag een boekwinkel in Maarn geen bankje voor de deur zetten? En wat te denken van die horeca-ondernemer in Utrecht die van de brandweer zijn brandblusser hoog moest ophangen, waarna hij door de Voedsel- en Warenautoriteit gesommeerd werd deze weer lager te plaatsen? Deze overdaad aan regels schrikt ondernemers af die met een nieuw initiatief een leegstaand pand kunnen opvullen.

Ook het huurrecht behoeft aanpassing.

Zodat flexibele huren gebaseerd op omzet of aantallen passanten beter mogelijk worden en starters niet gelijk de hoofdprijs betalen. En de recente bezuiniging op de aanpak van winkelcriminaliteit moet worden teruggedraaid.

Naast het Rijk moeten ook provincies in actie komen. Ze vormen niet de krachtigste bestuurslaag, maar kunnen wel het verschil maken bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Sinds 2004 zijn zij verantwoordelijk voor het toetsen van gemeentelijke bouwplannen en het voorkomen van overdaad. Helaas hebben zij zich veel te passief opgesteld.

Met als resultaat een ‘race to the bottom’ tussen ambitieuze wethouders die zich laten verleiden door projectontwikkelaars met veelbelovende winkelplannen.

In plaats van terughoudendheid moeten alle twaalf provincies hun verantwoordelijkheid nemen en gemeentelijke bouwplannen durven schrappen. Enkel projecten waar aantoonbaar behoefte aan is, zoals een winkelcentrum bij een nieuwbouwwijk, mogen nog doorgang vinden. Anders kwijnen binnensteden en dorpskernen verder weg.

Tot slot de gemeenten. Zij hebben de sleutel in handen. Naast een cultuurverandering die hergebruik van bestaand vastgoed boven nieuwbouw stelt, kunnen lokale wethouders veel doen om hun winkelstraten nieuwe impulsen te geven. Laat Breda als voorbeeld dienen.

Daar koos het stadsbestuur een paar jaar geleden voor een compacte stad zonder ‘shopping malls’ aan de randen. Ondernemers die zelf produceren krijgen betaalbare winkelruimte aangeboden in de kleine straatjes rond de Grote Markt.

Maar gemeenten kunnen veel meer doen. Stimuleer wonen boven winkels, zodat winkelstraten in de binnenstad na sluitingstijd niet stil en verlaten zijn. Organiseer een goed verkeers- en parkeersysteem. Realiseer nieuwe fietsenstallingen op strategische plekken, bijvoorbeeld rondom het winkel- en uitgaansgebied, zodat die voetgangersgebieden fietsvrij blijven. Hou de lokale lasten laag. Verleen vergunningen binnen zes weken. Ondersteun het instellen van een lokaal ondernemersfonds. Biedt culturele ondernemers ruimte voor tijdelijk gebruik van winkels voor pop-up stores of kunstateliers. Organiseer overleg tussen winkeliers en vastgoedorganisaties.

Stuk voor stuk maatregelen die gemeenten morgen kunnen doorvoeren en die deels zijn opgenomen in de Retailagenda van de rijksoverheid.

Leegstand in winkelstraten hoeft geen voldongen feit te zijn. Als we nu de krachten bundelen, kan de spiraal van verschraling doorbroken worden en krijgen we weer bruisende binnensteden.

Kees Verhoeven is woordvoerder Economische Zaken voor D66 in de Tweede Kamer.